Gemengde gevoelens in de koorsector over de meerjarensubsidies 2025-2028
Woensdag 3 juli was decision day voor de culturele sector. Zowel de Rijksoverheid als de Rijksfondsen (waaronder het Fonds Podiumkunsten en het Fonds voor Cultuurparticipatie) publiceerden toen de beoordelingen, en de bijbehorende toekenningen en afwijzingen, voor de meerjarensubsidies 2025-2028. Hiervoor konden culturele organisaties dit voorjaar een aanvraag indienen. De rook is nog niet volledig opgetrokken en diepgaande analyses moeten nog worden gemaakt, maar er zijn al wel grote gevolgen te zien voor de Nederlandse (professionele) zangwereld.
Er is allereerst goed nieuws voor het Nederlands Kamerkoor en Cappella Amsterdam, en ook het vrouwenensemble Wishful Singing. Zij kunnen de komende vier jaar op een structurele bijdrage blijven rekenen. Het Nederlands Bach Consort uit Zwolle is een nieuwkomer in de meerjarenstructuur. “Het zal voor deze organisaties een grote opluchting zijn en het verdient ook felicitaties. De kwaliteit van deze koren staat buiten kijf, net als hun voorbeeldfunctie voor alle koren en zangers in Nederland”, aldus Ruut te Velthuis, voorzitter van Koornetwerk Nederland.
Tido Visser, artistiek directeur van het Nederlands Kamerkoor, is blij met de toekenning. “Het is een blijk van waardering voor ons harde werk. Maar de blijdschap is wel bitterzoet: ik kan moeilijk verkroppen dat én aan de top én in de breedte van de koorsector het vlees nu met het vet wordt weggesneden. Er is juist behoefte aan impulsen, aan positiviteit en aan ondersteuning van een van de meest – zo niet de meest – geraakte cultuursectoren in coronatijd.”
We kunnen namelijk ook vaststellen dat het aantal gezelschappen en organisaties in de koorsector dat deze subsidies ontvangt, achteruitgaat. Van de acht organisaties met activiteiten op zanggebied die in de vorige cyclus subsidie ontvingen, blijven er vijf over. Naast de drie voornoemde koren gaat dat om de Nationale Opera en Ballet (inclusief het Koor van de Nationale Opera) en de Nederlandse Bachvereniging (die ook een eigen zangensemble heeft).
Harde klappen voor samenzingend Nederland
De professionele koren ZO! Gospel Choir, Consensus Vocalis en Laurens Vocaal grijpen daarentegen volledig mis. Ook het tweejaarlijkse koorfestival The Big Sing, voorheen Internationale Koorbiënnale, en de kleinere ensembles Cappella Pratensis en Camerata Trajectina ontvangen geen structurele subsidie (meer). Dat is een hard gelag, omdat deze organisaties zonder deze bijdrage moeilijk hun rol in de koorsector kunnen blijven spelen.
“Zo’n afwijzing is een grote teleurstelling,” zegt Imre Ploeg, artistiek leider van Consensus Vocalis. “Maar we zijn vastberaden een oplossing te vinden. Het is niet leuk om te moeten nadenken over de negatieve gevolgen voor onze organisatie, of voor de operagezelschappen en orkesten waar we zo graag het podium mee willen blijven delen. Daarnaast geeft dit de werkzekerheid van de meer dan honderd professionele zangers met wie we werken een knauw.”
Wat de appel voor sommige organisaties extra zuur maakt, is dat hun aanvraag in eerste instantie wel positief werd beoordeeld. Het subsidieadvies zegt dan dat de aanvraag moet worden gehonoreerd ‘voorzover het budget dat toelaat’. Voor meer dan 40 ensembles en kunstgroepen die buiten de boot vallen, binnen en buiten de koorsector, is de Nederlandse Associatie van Podiumkunsten de actie ‘Laat het doek niet vallen’ gestart.
Verschraling van de basis
Een positief advies maar geen subsidie: dat overkwam niet alleen The Big Sing, maar ook veel talentontwikkelingsorganisaties in de sector. Het Prinses Christina Concours, de grootste muziekwedstrijd van Nederland waaraan de afgelopen jaren meer en meer zangers deelnemen, ziet ondanks een positieve beoordeling plotseling de meerjarige steun van het Fonds voor Cultuurparticipatie verdampen. En ook de Stichting Vocaal Talent Nederland, waar onder andere het Nationaal Kinderkoor onder valt, loopt op deze manier een structurele ondersteuning mis.
De organisatie is al drie decennia in heel Nederland actief met het scouten en tot bloei laten komen van vocaal talent. In de vorige periode ontving de organisatie nog wél meerjarige subsidie. Algemeen directeur Wilma ten Wolde: “Een donderslag bij heldere hemel, ik kan niet anders zeggen. Ons contact met het fonds is altijd heel positief en constructief, met veel lof voor wat we doen. Dat nu de kraamkamer van jong Nederlands zangtalent in één klap wordt weggevaagd – want zo bedreigend is dit besluit voor ons – vind ik onwerkelijk en onbegrijpelijk. En datzelfde geldt trouwens voor onze collega’s uit andere talentontwikkelingsorganisaties in de muziek.”
Conclusie: waken voor uitholling
Samengenomen zijn alle afwijzingen een klap voor de hele keten van de (professionele) koorsector. En ook, in bredere zin, voor de talentontwikkelingsketen in de brede muzieksector. Opleidingsinstituten zoals de Nationale Koren komen op de tocht, professionele ensembles hebben over de linie minder ruimte om zangers werk te bieden, en toonaangevende koorfestivals hebben minder mogelijkheden om binnenlands en buitenlands talent een podium te geven.
Ruut te Velthuis, voorzitter Koornetwerk Nederland: “Al met al is dat een minder rooskleurig plaatje dan je zou willen. We mogen trots zijn op onze boegbeelden, maar ik voel ook zorgen over de toekomst: er dreigen grote gaten te vallen in de carrièrepaden van (jonge) Nederlandse zangers. Des te belangrijker is het dat we de komende jaren samen optrekken om de dreigende uitholling van de koorsector het hoofd te bieden – voor zowel amateurs als professionals. Daar maakt Koornetwerk Nederland zich nu en de komende jaren graag hard voor.”