De toekomst zit bij koren die zich verbinden
Download hier het volledige rapport.
Op elke tien Nederlanders zingt er één samen met anderen in een vocaal ensemble of koor. Verreweg de meeste doen dat als liefhebber. Elke week komen op de vaste repetitieavond honderdduizenden zangers bijeen in talloze kerkgebouwen, klaslokalen, horecazaaltjes, buurthuizen en huiskamers.
Zingen is daarmee de meest bedreven kunstvorm onder de culturele verenigingen in Nederland (42%), groter dan instrumentale muziekbeoefening (31%), toneel spelen (16%), of dansen (6%). Deze informatie is te vinden in de nieuwe Verenigingsmonitor die het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) voorjaar 2019 voor het eerst heeft uitgebracht. De cijfers zijn gebaseerd op een vragenlijst die door 850 verenigingen en stichtingen is ingevuld, waaronder 323 koren.
Op verzoek van Koornetwerk Nederland heeft het LKCA het enquêtemateriaal gespecificeerd naar de koorsector en daarover het Rapport Verenigingsmonitor Koren uitgebracht. Dat biedt een interessant doorkijkje in hoe onze korenwereld er uit ziet. Zo blijkt dat voor 7 op de 10 koren het sociale aspect van gezelligheid en ontmoeting het belang-rijkste doel is. Dat gaat overigens wél samen met de ambitie om zo goed als kan te presteren: 4 op de 5 koren werken met hun leden aan een verbete-ring van het kunstzinnig niveau. Daar moet wel bij gezegd worden dat koren met jonge leden (dwz jonger dan 35 jaar) daar meer aan doen dan koren met overwegend oudere leden.
Als we kijken naar de uitdagingen waar koren voor staan, maakt ook daar de leeftijdsopbouw verschil. Verreweg de meeste koren (89%) hebben leden tussen de 50 en 65 jaar, 27% van de koren heeft ook jonge leden. De oudere koren vergrijzen, omdat zij niet aan nieuwe leden kunnen komen. Koren met jonge leden hebben daar minder last van. De Verenigingsmonitor toont aan dat dit te maken heeft met de sterkere organisatiekracht van koren met jonge leden. Dergelijke koren leggen extra nadruk op scholing, verbinden zich met andere organisaties, ontwikkelen aanvullende sociale activiteiten, zijn actief op de digitale media.
Je zou kunnen concluderen dat de toekomst vooral zit bij koren die méér doen dan de wekelijkse repetitie met jaarlijkse uitvoering voor een vast publiek. Koren die de luiken open hebben staan, trekken gemakkelijker nieuwe leden aan en staan als gevolg daarvan ook qua organisatie het sterkst. Het lijkt er op dat dergelijke koren de zangcultuur weten te verbinden met andere organisaties en doelen. Met andere woorden zich bewegen in een netwerk. Als het samen zingen hoofdzakelijk een naar binnen gerichte activiteit is, zit er op de langere termijn letterlijk en figuurlijk geen muziek meer in.
Fijn dat LKCA dit onderzoek heeft uitgevoerd. Het geeft inzicht in de ontwikkelingen in het Nederlandse korenlandschap. De organisatie wil het onderzoek elke drie jaar herhalen, zodat er op de langere termijn trends uit te halen vallen.